Skip to main content

De Coalitie Erbij is al een tijd bezig met een onderzoek naar gevoelens van eenzaamheid bij jongeren. Daarvoor Zijn 20 jongeren en 20 professionals geïnterviewd. Wanneer hebben jongeren deze gevoelens, hoe dealen zij daar mee, en wat hebben zij eigenlijk nodig in zo’n situatie? En hoe weten professionals dit bij jongeren te herkennen, wat is daarin lastig en hoe zouden zij geholpen zijn?

Afgelopen maandag zijn de onderzoekers samengekomen met een aantal professionals die met jongeren werken, zoals professionals in het welzijn of in het hoger onderwijs. Na een gezellige lunch, werden In een eerste versie van de interventieprofielen, gepresenteerd.

Geïnspireerd door de interventieprofielen van Anja Machielse is onderzocht hoe interventieprofielen van jongeren opgesteld kunnen worden. De groeiomgeving en copingmachanismen bleken hierin leidende factoren, zoals groeiomgeving en coping. Leidend waren vragen als:

  • Is de groeiomgeving stimulerend of eerder belemmerend?
  • Is de coping actief of eerder passief?

Na de presentaties hebben zij eerste reacties gegeven op de inhoud, vorm en terminologie rondom deze interventieprofielen. Een uiteindelijke methodiek zou de professionals en de jongeren kunnen helpen in het beter begrijpen van het type eenzaamheid en daardoor ook naar passende interventies toe kunnen leiden.

 Belangrijke uitkomsten van de sessie waren:

  • Het is belangrijk om taal te gebruiken die voor de jongeren herkenbaar en bemoedigend is
  • Een model met twee assen (groeiomgeving en coping) werkt mogelijk prettiger dan persona’s, omdat er binnen die persona’s weer veel variatie bestaat
  • Een model met twee assen zou door de professional gebruikt kunnen worden om sámen met de jongere in te vullen, om de jongere meer eigenaarschap te laten ervaren. Deze uitkomsten kunnen een mooie basis vormen voor een gesprek. En de eigen regie van de jongere te waarborgen.
  • Mogelijk zouden de copingstrategieën ook een plaats kunnen krijgen in de methodiek: fight, flight, freeze, fawn en flop. Dit geldt ook voor verschillende behoeften die bij de jongeren leven in het kader van eenzaamheid. Mogelijk wordt er dan onderscheid worden gemaakt tussen dingen die voor iedereen belangrijk zijn en wat er voor de specifieke jongere van waarde is.
  • In een methodiek moeten hulpvragen voor de professional worden toegevoegd, zoals: waar wil je als eerste hulp bij? Met wie durf je te praten? Hoe ga je met je vrienden om? Ook de PBS- methode werd genoemd. Succeservaringen zouden moeten worden benadrukt en het einddoel zou zichtbaar moeten zijn, ook al zijn de precieze stappen maatwerk
  • In een verkenning van een mogelijke vorm die de methodiek zou kunnen hebben, werd gedacht aan spelvormen; kaarten met situaties of stellingen; het invullen van een vragenlijst waar een score uitkomt, zoals bij het spinnenweb van positieve gezondheid. Bij die laatste zouden de uitkomsten weer voeding kunnen zijn voor een groepsgesprek.

De onderzoekers zijn verrijkt door van de professionals terug te horen wat er nu werkt in de praktijk en waar hun behoeften liggen. Deze wisselwerking met de echte praktijk zorgt ervoor dat de methodiek en de uitkomsten niet alleen wetenschappelijk interessant is, maar ook echt toegepast kan worden in de praktijk.

“De uitkomsten van deze sessie zijn leidend voor het vervolg, waarin we de inhoud en de vorm van de interventieprofielen gaan door ontwikkelen, maar vooral ook kijken naar hun rol binnen de didactische methode. In de volgende sessie staat de didactische methode vooral centraal. Wij stellen, op basis van onderzoek, de stappen en de voorwaarden binnen deze methode voor, en gaan met elkaar in discussie wat hierin nog mist en wat er voor welke stap nodig is. In vervolg sessies gaan we hiervoor met elkaar in co-creatie aan de slag en ontwikkelen we een prototype om te kunnen testen in de praktijk.” ~ Sharon